Begrijp de valrisico’s
Er zijn drie valfactoren bij valbeveiliging die betrekking hebben op de positie van het verankeringspunt. De afstand van een val door een werknemer wordt berekend en de juiste uitrusting wordt gekozen om bij een val geen risico te krijgen op contact met het onderliggend niveau. Het beste is om een verankeringspunt te kiezen op schouderhoogte of hoger. Hoe hoger het verankeringspunt, hoe lager de valafstand en dus ook het risico op lichaamsletsel.
- Bij valfactor 0 bevindt het verankeringspunt zich boven het hoofd van de gebruiker. De vanglijn staat gespannen, waardoor de valafstand het laagste is. De kans op lichamelijk letsel wordt hierdoor verminderd
- Bij valfactor 1 ligt het verankeringspunt rond de schouders van de gebruiker. Bij de val moet de vanglijn eerst nog helemaal gestrekt worden voordat het valstopapparaat gaat werken
- Bij valfactor 2 bevindt het ankerpunt zich ter hoogte van de enkels of voeten van de gebruiker. Hier moet, bij een val, de gebruiker minimaal 2 keer de lengte van de vanglijn vallen voordat het valstopapparaat in werking gaat
Het pendeleffect
Naast de hoogte van het ankerpunt, moet er ook rekening worden gehouden met de positie van het verankeringspunt. Indien het verankeringspunt niet verticaal boven de werkplek zit, zal de werknemer bij een val een pendelbeweging maken en kan de werknemer onderweg mogelijk gewond raken. Als het onmogelijk is om een verankeringspunt recht boven het werkstation te gebruiken, worden twee verankeringspunten gekozen aan twee zijden van de werknemer, om het pendeleffect tegen te gaan.